Ik voelde me alleen,
Alleen, als ik geen gymmaatje had.
Alleen, als niemand een tent wilde delen.
Alleen, zelfs als ik met een hele groep ergens zat.
Ik voelde me alleen,
Alleen, als groepjes gezellig lachten.
Alleen, als niemand wilde samenwerken.
Alleen, als ik met klaar werk zat te wachten.
Ik voelde me jaloers,
Jaloers, als mensen wel vrienden hadden.
Jaloers, als het daar gezellig was.
Jaloers, als mensen het wel goed voor elkaar hadden.
Ik voelde me verdrietig,
Verdrietig, als ik alleen was.
Verdrietig, als als mensen onbedoeld gemeen waren.
Verdrietig, als als het even niet goed ging.
Ik vond het stom,
Stom, als ik me naar voelde.
Stom, dat ik niet boos worden kon.
Stom, dat mensen dachten dat ik tegen alles kon.
Ik voelde me onzeker,
Onzeker over mijn haren.
Onzeker over mijn kleren.
Onzeker over wat ik zei.
Ik voel me nu ook onzeker,
Onzeker of ik dit wel moet zeggen.
Onzeker over bijv. mijn lichaam.
Onzeker of ik mensenwel kan vertrouwen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten